Heibel over sociale huurwoningen?
Op 21 augustus stond in AD twee artikelen met de koppen ‘Heibel over de bouw van sociale huurwoningen’ en ‘Elke dag hopen op een woning’. De strekking van de artikelen is dat de wachttijden voor sociale huurwoningen oplopen en dat er geen overeenstemming is tussen de gemeente en corporaties over nieuwbouw.
De wachttijd loopt op omdat er meer vraag is en Wonen Wateringen veronderstelt dat Arcade niet wil meewerken aan de benodigde nieuwbouw. Ook de uitspraak van de wethouder dat de helft van de woningen aan mensen van buiten het Westland moet worden toegewezen wekt verbazing.
Hoewel de woonvisie en strategie nog in de gemeenteraad worden besproken roepen deze artikelen bij de fractie van Progressief Westland wederom vragen op.
Dit brengt ons tot de volgende vragen:
- De nieuwste cijfers over de wachttijden laten inderdaad een stijging zien. Deze zouden veroorzaakt worden door een toegenomen vraag, toegenomen aantal urgente gevallen, bv. door echtscheiding en statushouders, en door een afname van het aanbod doordat steeds meer woningen verkocht worden. Onderschrijft het college deze oorzaken en zo ja, is deze trend structureel?
- De concept woonvisie gaat volgens het artikel uit van 1500 nieuwe sociale huurwoningen in 15 jaar, waarvan 1200 in de goedkoopste klasse. Moet dit aantal worden opgehoogd als de trend structureel is?
- Westland kent nauwelijks particuliere verhuurders. De woonvisie gaat uit van doorstroming van scheefwoners naar vrije sector huurwoningen. Hiervoor zal het aantal betaalbare vrije sector huurwoningen toe moeten nemen. Heeft het college in de woonstrategie plannen opgenomen om dit te stimuleren en zo ja, wat zijn deze plannen?
- Moet het aantal te bouwen sociale huurwoningen naar boven bijgesteld worden als de voorgenomen doorstroming niet gehaald wordt?
- Voor Progressief Westland zijn wachttijden van 5,5 jaar (en oplopend) onaanvaardbaar. Toch heeft Westland en veel andere gemeenten in de regio deze wachttijd. Hoeveel sociale huurwoningen moeten extra gebouwd worden om de wachttijden in Westland naar 4 jaar te verlagen? Als dit zou leiden tot extra instroom vanuit de regio is het college dan bereidt om in regionaal verband te pleiten voor extra bouw van sociale huurwoningen? Wat staat er in dit verband in de onlangs afgesloten regionale prestatieafspraken?
- De wethouder heeft in bijeenkomsten en overleggen uitgesproken dat hij het fonds sociale woningbouw in 2016 wil gebruiken om de bouw van deze woningen te stimuleren. Aangezien de plannen 15 jaar beslaan moet er dan geld worden gereserveerd in de meerjaren begroting voor de jaren daarna?
- Klopt het dat de corporaties in Westland tot nu toe niet gezamenlijk met het college willen overleggen? Zo ja, waardoor wordt deze onwil veroorzaakt, wat denkt het college hieraan te doen en wat is de consequentie als hierdoor de wettelijk verplichte consultatie over de woonvisie niet tot stand komt? Overweegt het college om het streven naar gezamenlijke prestatieafspraken los te laten en per corporatie prestatieafspraken te maken?
- In de nieuwe woningwet heeft de gemeente meer mogelijkheden gekregen om afspraken te maken met corporaties over de wijze waarop zijn de gemeentelijke woonvisie gaan uitvoeren. Is de gemeente van plan om volledig gebruik te maken van deze wettelijke mogelijkheden? Wat kunnen dan de consequenties zijn voor een corporatie als deze de woonvisie niet wenst uit te voeren en geen prestatieafspraken maakt? Is het college bereidt om die (deze) corporatie(s) ook kennis te laten maken met deze consequenties?
- Gezien de druk op de huurwoningmarkt rijst de vraag bij de fractie van Progressief Westland wanneer de eerste resultaten (in de vorm van een teruglopende wachtlijst) verwacht mogen worden?
- Is het college het met de fractie van Progressief Westland eens dat er haast is geboden bij de vaststelling en implementatie van de Woonvisie en Woonstrategie maar dat het overleg en de besluitvorming wel zorgvuldig moet zijn?
Namens de fractie,
Nico de Gier
Vraag 1
De nieuwste cijfers over de wachttijden laten inderdaad een stijging zien. Deze zouden veroorzaakt worden door een toegenomen vraag, toegenomen aantal urgente gevallen, bv. door echtscheiding en statushouders, en door een afname van het aanbod doordat steeds meer woningen verkocht worden. Onderschrijft het college deze oorzaken en zo ja, is deze trend structureel?
Antwoord 1
Ja, er is altijd al een druk op de sociale woningvoorraad geweest. Het ene jaar is dit meer dan het andere. Tussen 2013 en 2014 is de gemiddeld wachttijd met ca. 2 maanden toegenomen. De gemiddelde wachttijd wordt, naast snelheid van het woningbouwprogramma en de doorstroming, sterk beïnvloed door de woonwens en de locatie waar men een woning zoekt.
Vraag 2
De concept woonvisie gaat volgens het artikel uit van 1500 nieuwe sociale huurwoningen in 15 jaar, waarvan 1200 in de goedkoopste klasse. Moet dit aantal worden opgehoogd als de trend structureel is?
Antwoord 2
De in de Woonvisie vermelde ambitie (van 100 nieuwe sociale huurwoningen per jaar) is gebaseerd op de onderzochte (verwachte) Westlandse woningbehoefte. Wij zien niet direct reden om het in de (concept)woonvisie vermeld aantal te verhogen om de volgende redenen:
– De door u in vraag 1 vermelde wachttijd heeft een relatie met de woningen die bij mutatie vrij komen en niet zozeer met de totale voorraad tot € 618. Bij woningen die vrij komen vindt veelal huurharmonisatie plaats, wat meestal op basis van het “woonwaarderingsstelstel” een hogere huur betekent. Het is dus zaak dat corporaties bij vrij komende woningen de huurharmonisatie (deels) beperken. Dit wordt onderdeel van de te maken prestatieafspraken met de corporaties. De wachttijden worden ook beïnvloed door de verplichting van corporaties om vrijkomende woningen “passend toe te wijzen” (o.b.v. het inkomen van de woningzoekende).
– De sociale huurvoorraad kent daarnaast relatief veel scheef woners (inkomens vanaf € 43.000 die een sociale huurwoning bewonen). Daarom zet de woonvisie ook in op doorstroming van deze groep. Juist inzet op het vrijmaken van bestaande voorraad levert meer op dan sec het bijbouwen van sociale huurwoningen. O.a. kost het minder dan nieuwbouw en betekent het langere verhuisketens (met doorstroming in de huur- én koopsector).
– Een (toekomstige) huurder heeft ook keuzevrijheid, wachttijden ontstaan vaak ook doordat men (zoals in beantwoording van vraag 1 vermeld) graag bepaalde woonwensen in wil willigen (bijv. locatie en grootte van de woning).
Vraag 3
Westland kent nauwelijks particuliere verhuurders. De woonvisie gaat uit van doorstroming van scheefwoners naar vrije sector huurwoningen. Hiervoor zal het aantal betaalbare vrije sector huurwoningen toe moeten nemen. Heeft het college in de woonstrategie plannen opgenomen om dit te stimuleren en zo ja, wat zijn deze plannen?
Antwoord 3
Ja, in de Woonvisie wordt aandacht geschonken aan dit segment. In uitvoering van de woonvisie worden beleggers uitgenodigd om in Westland te investeren.
Vraag 4
Moet het aantal te bouwen sociale huurwoningen naar boven bijgesteld worden als de voorgenomen doorstroming niet gehaald wordt?
Antwoord 4
Wij zijn het met u eens dat, indien de doelstelling van “doorstroming scheef woners” niet wordt gehaald, het percentage “sociaal” aangepast zou moeten worden. Vooralsnog gaan wij ervan uit dat onze ambitie (het realiseren van 3% doorstroming scheef woners) reëel is.
Vraag 5
Voor Progressief Westland zijn wachttijden van 5,5 jaar (en oplopend) onaanvaardbaar. Toch heeft Westland en veel andere gemeenten in de regio deze wachttijd. Hoeveel sociale huurwoningen moeten extra gebouwd worden om de wachttijden in Westland naar 4 jaar te verlagen? Als dit zou leiden tot extra instroom vanuit de regio is het college dan bereidt om in regionaal verband te pleiten voor extra bouw van sociale huurwoningen? Wat staat er in dit verband in de onlangs afgesloten regionale prestatieafspraken?
Antwoord 5
Allereerst willen wij aangeven dat het fenomeen “wachttijd” al jaren bestaat. De huidige wachttijd van ca. 5,5 jaar betreft de woon- / inschrijfduur, dus dit betreft de groep die al een sociale huurwoning bewoont en door wil stromen naar een andere sociale huurwoning. Wordt gekeken naar alleen de inschrijfduur (dus de tijd tot eerste bewoning van een sociale huurwoning) dan is de wachttijd ca. 3 jaar. Vraag is vooral hoe de wachttijd beheersbaar kan blijven. Het bouwen van extra sociale huurwoningen betekent niet automatisch een kortere wachttijd, het gaat vooral ook om kwaliteit (“het juiste product op de juiste plaats”) om tegemoet te komen aan de Westlandse woningbehoefte. Bij de bouw van sociale huurwoningen speelt zowel een financiële (“onrendabel investeren”) als een ruimtelijke component (geschikte bouwlocaties). Daarnaast spelen bij wachttijden meer aspecten, zoals bij de beantwoording van vraag 2 is aangegeven. Wij zetten qua ambitie in op een toename van de sociale huurvoorraad om de Westlandse bevolkingsgroei (die naar verwachting aangewezen is op een sociale huurwoning) te faciliteren.
Vraag 6
De wethouder heeft in bijeenkomsten en overleggen uitgesproken dat hij het fonds sociale woningbouw in 2016 wil gebruiken om de bouw van deze woningen te stimuleren. Aangezien de plannen 15 jaar beslaan moet er dan geld worden gereserveerd in de meerjaren begroting voor de jaren daarna?
Antwoord 6
Het fonds sociale woningbouw is enkele jaren geleden opgenomen in de huidige Bestemmingsreserve Volkshuisvesting. Het hebben van ambities (zoals vermeld in de Woonvisie) betekent in zijn algemeenheid ook het inzetten van financiële middelen. Eventueel benodigd budget om tot (verdere) uitvoering van de woonvisie te komen wordt meegenomen in de behandeling van de begroting van 2017 (en verder).
Vraag 7
Klopt het dat de corporaties in Westland tot nu toe niet gezamenlijk met het college willen overleggen? Zo ja, waardoor wordt deze onwil veroorzaakt, wat denkt het college hieraan te doen en wat is de consequentie als hierdoor de wettelijk verplichte consultatie over de woonvisie niet tot stand komt? Overweegt het college om het streven naar gezamenlijke prestatieafspraken los te laten en per corporatie prestatieafspraken te maken?
Antwoord 7
De corporaties willen over het algemeen zo veel mogelijk hun rol als volkshuisvester zelfstandig (en naar eigen inzicht) uitvoeren. De nieuwe Woningwet bepaalt dat de gemeente het volkshuisvestingsbeleid (na consultatie van de corporaties) vaststelt. Hierna wordt de corporaties gevraagd een “bod” te doen op het door de gemeente vastgesteld beleid. Een vervolg kan zijn dat gezamenlijk afspraken worden gemaakt met de Westlandse corporaties, maar ook bilaterale afspraken behoren tot de mogelijkheid. Zie ook de beantwoording van vraag 8.
Vraag 8
In de nieuwe woningwet heeft de gemeente meer mogelijkheden gekregen om afspraken te maken met corporaties over de wijze waarop zijn de gemeentelijke woonvisie gaan uitvoeren. Is de gemeente van plan om volledig gebruik te maken van deze wettelijke mogelijkheden? Wat kunnen dan de consequenties zijn voor een corporatie als deze de woonvisie niet wenst uit te voeren en geen prestatieafspraken maakt? Is het college bereidt om die (deze) corporatie(s) ook kennis te laten maken met deze consequenties?
Antwoord 8
Ja, wij zullen gebruik maken van onze nieuwe wettelijke bevoegdheden. In het uiterste geval kunnen wij bij de minister verzoeken om een aanwijzing, zodat de corporatie haar investeringsruimte daadwerkelijk ten gelde moet maken.
Vraag 9
Gezien de druk op de huurwoningmarkt rijst de vraag bij de fractie van Progressief Westland wanneer de eerste resultaten (in de vorm van een teruglopende wachtlijst) verwacht mogen worden?
Antwoord 9
De druk op de woningmarkt wordt (half)jaarlijks gemonitord. Hierbij worden de slaagkansen van de diverse doelgroepen gevolgd. Een terugdringing van de wachttijd is, gezien de vele aspecten die hierbij een rol spelen (zie beantwoording vraag 2), niet ons primaire doel.
Vraag 10
Is het college het met de fractie van Progressief Westland eens dat er haast is geboden bij de vaststelling en implementatie van de Woonvisie en Woonstrategie maar dat het overleg en de besluitvorming wel zorgvuldig moet zijn?
Antwoord 10
Ja, wij blijven inzetten op een effectief en zorgvuldig proces, zowel in totstandkoming als uitvoering van de Woonstrategie.