De regisserende gemeente. Nieuwe ontwikkeling of nog meer vaagtaal?
Deze week werd de voortgang van het proces ‘De regisserende gemeente’ besproken. ‘De regisserende gemeente’ heeft betrekking op een nieuw concept van werken, waarbij de bemoeienis van de gemeentelijke overheid anders wordt. Of aangepast aan de eisen van deze tijd. En aan de veranderde wensen van de bewoners.
In de praktijk blijkt het uit te draaien op de vraag: Wat en hoeveel gaan we nu als gemeente nog zelf doen en wat kunnen we aan anderen over laten. En welke eisen stellen we daar dan aan. Een makkelijk voorbeeld is natuurlijk het ophalen van het huisvuil. Waarom zou je dat als gemeente zelf doen. Lastiger wordt het als het gaat om bijvoorbeeld schuldhulpverlening. Of het beoordelen van aanvragen om bouwvergunning. Of de sociale dienst.
Daarnaast speelt natuurlijk mee dat er steeds meer taken naar de gemeenten komen en gemeenten naar verhouding minder geld krijgen. Het is een illusie te denken dat gemeenten (of haar ambtenaren) die taken allemaal zelf kunnen oppakken en uitvoeren. Ongetwijfeld komt er een deel van die taken (en misschien zelfs wel verantwoordelijkheden) bij andere instanties, organisaties of inwoners te liggen. En de gemeente zich ’terugtrekt’ of ‘concentreert’ op haar regisserende taak.
Ik was er dan ook helemaal klaar voor om eens lekker door te pakken op vragen als: wat wil de raad zelf. Hebben we een goed beeld wat Westlanders willen of verwachten van de gemeente. Hoe staan – digitaal opgegroeide – jongeren in dit proces. En wat doen we nu met mensen die de regie niet zelf (kunnen) nemen?
Het resultaat was wat teleurstellend. Bijna alle partijen zagen wel wat in een compacte overheid. Die efficiënt werk. Met behoud van kwaliteit. En oog voor de burger. Maar dieper gravende vragen kwamen niet aan de orde. Daar zullen we dus een extra stap voor moeten maken. Want ik ben er van overtuigd dat het nog heel wat inzet vergt van politiek en ambtenaren voordat we weten wat voor regisserende rol we willen spelen.
En de vraag aan u is de volgende: Op de vraag welke onderwerpen absoluut niet ‘buiten de deur gezet’ zouden mogen worden, heb ik geantwoord: die zaken die met het gezagmonopolie van de overheid te maken hebben. Openbare orde en veiligheid. Huisbezoeken en opsporingsbevoegdheden.
Welke onderwerpen zou u noemen?
Jan Prins
Reageer: [email protected]