Onrust bij de Westlandhal
Alle fracties hebben deze week een verontrustend schrijven ontvangen van de voorzitter van de basketbalvereniging die sport in de Westlandhal in ’s-Gravenzande.
Uit de notulen van de gemeenteraad van 28 oktober 2008
De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Alleblas voor het stellen van de volgende vraag.
Mevrouw Alleblas-Behrtel: Mijnheer de voorzitter. Alle fracties hebben deze week een verontrustend schrijven ontvangen van de voorzitter van de basketbalvereniging die sport in de Westlandhal in ’s-Gravenzande. Daarin wordt gedetailleerd beschreven dat er ’s avonds en in het weekend vaak heel jonge jongeren rond de hal hangen, die zo langzamerhand niet meer te tolereren gedrag vertonen. Bezoekers van de Westlandhal ervaren dit als bedreigend en ouders van kinderen durven hun kind niet meer alleen naar de Westlandhal te laten komen. De laatste twee weken valt er een toename van excessiever agressief gedrag van deze hangjongeren te bespeuren. Er worden ruiten ingegooid en op klaarlichte dag is er zelfs een snelkraak gepleegd. Als oplossing oppert de briefschrijver om beter toezicht uit te oefenen. Dat kan onder andere door het koffiepunt van de buurtwacht van de buurtpreventie in de ruimte van de beheerders te vestigen. Dat is de in de brief gedane suggestie. Onze vragen zijn of deze problemen bij het college c.q. de burgemeester bekend zijn, op welke manier het jongerenwerk hierbij is betrokken en wat er op korte termijn gedaan kan worden om de omgeving van de sporthal voor omwonenden, sporters en bezoekers weer aangenaam en veilig te maken.
Burgemeester Van der Tak: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de brief inderdaad gisteren mogen ontvangen en heb die al in het politieoverleg van gisterochtend besproken. Als ik naar de brief kijk en die op me in laat werken, dan zijn ze eigenlijk iemand kwijt die er jaar en dag was en die zit hier ook in de raad, maar toen was hij nog beheerder van de Westlandhal. Ik doel natuurlijk op de heer Ouwendijk. Ze zijn hem daar kwijt. Hij is daar kort weg en het probleem begint. De heer Ouwendijk keek niet altijd in de hal, maar ook rondom de hal.
De heer Ouwendijk: Mijnheer de voorzitter. Ik zeg u toe dat ik er aandacht aan zal schenken en zal proberen het probleem op te lossen. In het verleden is dat al eens gebeurd, dus hierbij mijn vrijwillige toezegging.
Burgemeester Van der Tak: Kijk eens aan. Deze hulp had ik niet verwacht en daarom had ik ook niet gevraagd. De hulp komt niet van boven, maar vanuit de raad, dus dat is helemaal prettig. Daarmee ben ik blij. We hebben gisteren in het politieoverleg besproken dat we meer surveillances op die plek zullen houden. Onze veiligheidsregisseur zal met het jongerenwerk en jongeren spreken om het probleem op te lossen. Dat is ook bij andere situaties gebeurd. De vorige keer hadden we nachtelijke uitspattingen van een paar jongeren en die zijn ook besproken met de veiligheidsregisseur, het jongerenwerk en de jongeren. Ik mag aan dat rijtje de heer Ouwendijk toevoegen en daarvoor ben ik hem zeer dankbaar.
Mevrouw Alleblas-Behrtel: Bedankt voor deze beantwoording en ook de heer Ouwendijk voor de spontane inzet. Wellicht dat we daaraan met zijn tweeën nog iets kunnen doen. De in de brief gedane suggestie is onder andere om het koffiepunt van de buurtpreventie in de beheerdersruimte te vestigen. Kan die suggestie meegenomen worden in het kader van het een oogje in het zeil houden? De heer Witkamp: In het verlengde van vorige week en eerder dit jaar herinner ik aan het Tollenspark, de Uniekerk en De Kiem. Nu is de Westlandhal aan de orde. Wij vragen of het verschillende groepen zijn en of het een vaste kern is, die af en toe een andere plek opzoekt. Dat is wel van belang. Ik zie dat we in ’s-Gravenzande wel een groeiend probleem hebben. Als dat niet zo is, hoor ik het graag. De heer El Mokaddem: Ik heb nog even een aanvullende vraag. Zijn deze jongeren bij het jongerenwerk in beeld?
Burgemeester Van der Tak: De eerste vraag is om de buurtpreventie en het koffiepunt erbij te betrekken. Dat is niet de eerste optie geweest, want er waren vragen over het beheer van de sporthal versus het koffiepunt voor de buurtpreventie. Daarover wordt nog overleg gevoerd en de vraag is wat in ’s-Gravenzande de beste plek is. In elk geval wordt ook deze plek in de beschouwing meegenomen. Men is daarover nog niet uit. Vandaar dat het wel in de afweging wordt meegenomen. Het is nog niet zeker of het daar komt. De tweede vraag is of er sprake van een groeiend probleem. Niet echt. Het zijn diverse heel kleine groepjes met iets te veel verkeerd kwajongensgedrag. De groepen, die we vorige keer aan de orde hadden en waarover u vragen hebt gesteld, zijn wel aangepakt. Dat waren verkeerde raddraaiers en hun acties kon je geen kwajongensstreken meer noemen. Er was toen sprake van vernielzucht en vandalisme. Zij zijn wel aangepakt en ook op de bon geslingerd. Niet alleen dat, want er heeft ook een gesprek met hun ouders plaatsgevonden. In die zin is dat toch een andere groep. Hebben we te maken met een groeiende groep? Het duikt hier in ’s-Gravenzande af en toe eens op. Ik ga zelf binnen twee weken weer met de buurtpreventie rondlopen, op een avond die er toe doet en dan hoop ik zelf ook mijn eigen waarnemingen te kunnen doen. Ik heb niet de indruk dat het gaat om een toenemende problematiek, zoals wel het geval is in Monster. Die is anders en die is van een ander niveau. Wel houden we zaken goed in de gaten. Het derde element was het erbij betrokken jongerenwerk. Met verschillende groepjes is dat wel het geval. Dat is het grappige. Bij andere groepjes is dat weer niet het geval, want die willen er niets van weten. Zij hangen zelf en willen het jongerenwerk er niet bij betrekken, maar dat wordt nu wel allemaal in beeld gebracht. Mogelijk is sprake van een reactie of het plegen van een interventie om in te grijpen. Ook bedankt voor die vraag, die naar ik hoop voldoende is beantwoord.
De heer Ouwendijk: Mijnheer de voorzitter. Mag ik nog een vraag stellen? De voorzitter: Die ronde is nu voorbij en eigenlijk kan dat niet. Ik kijk de raad even aan. U krijgt de gelegenheid. De heer Ouwendijk: Ik wil het gebruik van alcohol benadrukken, want dat bepaalt de handelbaarheid of de onhandelbaarheid. Er wordt zogenaamd niets gebruikt, maar onder de brug gebeurt het dat er 5 tot 6 l whisky, gin en wodka ligt. Daarop zou de politie eens moeten letten. Dat lijkt me een verstandige zaak.
Burgemeester Van der Tak: Nu kom ik niet elke avond onder de brug en ik ben ook niet elke avond op zoek naar alcoholgebruik. Dank u voor de tip, want we zoeken nu juist naar heel duidelijke aanwijzingen, zodat je daadwerkelijk kunt ingrijpen. Ik ben absoluut voor het treffen van een alcoholverbod. Als van alcoholgebruik in de openbare ruimte sprake is, kunnen we daartegen optreden. Dank u wel voor de aanwijzing, die we aan de politie kunnen meegeven. De voorzitter: Dank u wel voor die aanvulling.